Sporen

Soms ging ik mijn vader ophalen bij de Eerste Hulp. Maar het WG was helemaal afgesloten, je kon er niet zomaar in. Je moest via de portiersingang, eerst langs een slagboom, en vervolgens je melden bij de portier.

Die man zat in een getimmerde loge schuin in de doorgang aan je linkerhand, je kunt de sporen van zijn hokje in de vloer nu nog zien. Ik wandelde wel eens rond op het terrein. Je stapt een andere wereld binnen, heel stil, heel schoon, onwezenlijk.

De Eerste Hulp zat in een keet, een noodgebouwtje vlak achter het poortgebouw, heel achenebbisj met een afgesleten linoleum vloer en TL verlichting. Het gebouwtje stond er nog toen het ziekenhuis wegging. Ook van dit gebouwtje kon je lange tijd de sporen nog zien in de muur, hoe de keet vastzat aan de kopse kant van het Paviljoen 2, bij de steen van Wilhelmina.

En dan wachten in de wachtkamer.

Laura Dols

Jasmijn

“Laura Dols, gespecialiseerd in vintage galajurken, avondjurken, cocktailjurken, bruidsjurken, tassen, schoenen, kids verkleedkleren en antiek linnen”. Zo staat het geschreven op internet.
Laura kwam als jong meisje wonen in de Helmersstraat, schuin tegenover de hoofdingang van het WG waar haar vader als arts werkte op de Eerste Hulp. Lees verder “Jasmijn”

Strontje

Met belangstelling heb ik het artikel in Het Parool over herinneringen aan het Wilhelmina Gasthuis gelezen. Ik denk nog wel eens aan die tijd dat ik in dit ziekenhuis lag in 1951.
Ik ben geboren op 5-09-1945 en zou mijn Eerste Heilige Communie (RK) doen in de Chassékerk, ergens in 1951. Lees verder “Strontje”

Padvinder

Mijn herinnering aan het Wilhelmina Gasthuis is niet een opname, maar het jaarlijks zingen voor de patiënten op Tweede kerstdag. Dat deden wij als Padvinders Vereniging de Wartburg.

De eerste keer dat ik meedeed moet eind jaren 50 geweest zijn en ik heb dit gedaan tot midden jaren 60. We gingen van zaal naar zaal. Hierbij twee bijzondere herinneringen. Paviljoen 3, dat was altijd spannend, we werden geteld bij het binnenkomen en ook weer bij het verlaten. Wij zongen er in de hal, daar zaten weliswaar de minst zware patiënten, maar toch, je was in het “gekken”paviljoen zoals dat toen genoemd werd. En heel bijzonder was het zingen in de grote keuken, niet alleen omdat het zo mooi galmde, maar ook omdat hier het zingen eindigde met een heerlijke maaltijd, zodat je ieder jaar weer voldaan naar huis ging, in meerdere opzichten!

Rob Willemsen

Medisch wonder

Mijn vader is in 1962 geopereerd in het WG. Paviljoen 1. Er werd een long verwijderd. Ik was toen 14 jaar.
Ook ik kan mij het zwaaien bij het hek aan de Nicolaas Beetsstraat herinneren.

Een medepatiënt, die ook aan de longen was geopereerd, stond daar alweer een sigaretje te roken. Mijn vader bleef onder behandeling van Professor Boerema. Vaak waren er studenten bij, als mijn vader voor controle kwam. Hij was daar erg trots op, vond zichzelf een medisch wonder. Hij heeft nog 12 jaar geleefd met die ene long.

Cora van Elsen

Vooruitgang

In Paviljoen 2 waren de Neurologie en de Neurochirurgie gehuisvest. In datzelfde gebouw waren ook afdelingen voor EEG, EMG, echografie (klinische neurofysiologie), een laboratorium voor onderzoek naar spierziekten en een eigen Röntgenafdeling. Aan de (toen nog) Gemeente Universiteit was een wereldvermaard radioloog verbonden, professor Ziedses des Plantes, die diverse radiologische technieken op zijn naam had staan.

Desondanks bezat Paviljoen 2 een eigen afdeling voor Neuroradiologie onder leiding van de neurochirurg professor Noordenbos en in feite gerund door de voortreffelijke laborante Paula Jongert. Van Paula leerden wij, assistenten, hoe je een cervicale punctie moest doen ten behoeve van luchtencefalografie (lucht in de hersenkamers brengen) en ook hoe je een directe carotis punctie moest doen waardoor contrastvloeistof in de halsslagader gespoten kon worden. Dit laatste om het vaatpatroon in de hersenen zichtbaar te maken. Dat waren in die tijd de mogelijkheden om bijvoorbeeld een tumor te lokaliseren of een afwijkend patroon in bloedvaten.
Dit speelde zich af in de 60er en begin 70er jaren van de vorige eeuw. Nadat in 1971 de EMI-scan op de markt kwam, later gevolg door de MRI-scan, zijn bovengenoemde neuroradiologische technieken obsoleet geworden. Hoe snel kunnen nieuwe ontwikkelingen gaan en hoe extreem patiëntvriendelijker zijn onze hedendaagse technieken. En dit is bepaald niet het enige voorbeeld van de enorme vooruitgang in kennis en mogelijkheden. Jammer, maar onafwendbaar is, dat de gezondheidszorg alleen maar duurder zal worden als niet zal worden bepaald wat nog wel mag en wat niet meer.

J. Overweg

Het woensdagmiddagcollege

Iedere woensdagmiddag gaf professor Biemond een poliklinisch college. Paviljoen 2 had geen eigen collegezaal. De woensdagmiddagcolleges werden gegeven in de collegezaal van Paviljoen 3, stipt van half drie tot vier uur. In anderhalf uur konden drie patiënten aan de hoogleraar worden voorgesteld. Die patiënten werden gestuurd door neurologen vanuit het gehele land.

Voor velen was het de reis van hun leven, van het platteland naar de professor in de grote stad. Sommige mannen verschenen zelfs in hun trouwpak, streepjesbroek en zwart jasje met ronde panden. De collegezaal zat bomvol studenten. In het midden van de collegezaal stond de onderzoeksbank, een kleedkamer was er niet. Aan een kleine tafel met daarop een schrijfmachine zat de secretaresse van de hoogleraar. In een half uur werd de anamnese afgenomen en het lichamelijk onderzoek gedaan. Tijdens het afnemen van de anamnese kreeg de patiënt tijd om zich te ontkleden. Ten behoeve van de studenten werden relevante feiten met een krijtje op het bord geschreven. Op grond van hierbij verkregen bevindingen werd de diagnose gesteld. Bep Goossens, de secretaresse, verwerkte dit alles direct in een brief aan de verwijzend neuroloog. Zo werd een moeilijk klinisch probleem zonder aanvullend hulponderzoek opgelost in een half uur.

J. Overweg