Iedere woensdagmiddag gaf professor Biemond een poliklinisch college. Paviljoen 2 had geen eigen collegezaal. De woensdagmiddagcolleges werden gegeven in de collegezaal van Paviljoen 3, stipt van half drie tot vier uur. In anderhalf uur konden drie patiënten aan de hoogleraar worden voorgesteld. Die patiënten werden gestuurd door neurologen vanuit het gehele land.
Voor velen was het de reis van hun leven, van het platteland naar de professor in de grote stad. Sommige mannen verschenen zelfs in hun trouwpak, streepjesbroek en zwart jasje met ronde panden. De collegezaal zat bomvol studenten. In het midden van de collegezaal stond de onderzoeksbank, een kleedkamer was er niet. Aan een kleine tafel met daarop een schrijfmachine zat de secretaresse van de hoogleraar. In een half uur werd de anamnese afgenomen en het lichamelijk onderzoek gedaan. Tijdens het afnemen van de anamnese kreeg de patiënt tijd om zich te ontkleden. Ten behoeve van de studenten werden relevante feiten met een krijtje op het bord geschreven. Op grond van hierbij verkregen bevindingen werd de diagnose gesteld. Bep Goossens, de secretaresse, verwerkte dit alles direct in een brief aan de verwijzend neuroloog. Zo werd een moeilijk klinisch probleem zonder aanvullend hulponderzoek opgelost in een half uur.
J. Overweg