Soms ging ik mijn vader ophalen bij de Eerste Hulp. Maar het WG was helemaal afgesloten, je kon er niet zomaar in. Je moest via de portiersingang, eerst langs een slagboom, en vervolgens je melden bij de portier.
Die man zat in een getimmerde loge schuin in de doorgang aan je linkerhand, je kunt de sporen van zijn hokje in de vloer nu nog zien. Ik wandelde wel eens rond op het terrein. Je stapt een andere wereld binnen, heel stil, heel schoon, onwezenlijk.
De Eerste Hulp zat in een keet, een noodgebouwtje vlak achter het poortgebouw, heel achenebbisj met een afgesleten linoleum vloer en TL verlichting. Het gebouwtje stond er nog toen het ziekenhuis wegging. Ook van dit gebouwtje kon je lange tijd de sporen nog zien in de muur, hoe de keet vastzat aan de kopse kant van het Paviljoen 2, bij de steen van Wilhelmina.
En dan wachten in de wachtkamer.
Laura Dols