In 1918 ben ik weer eens uit mekaar gevlogen. Toen hebben ze me naar paviljoen drie gebracht – Ik moet ontzettend geschreeuwd hebben – m’n keel was naderhand helemaal kapot – ik wilde een piano uit het raam uitwerken of zoiets – tenslotte schijn ik bewusteloos geworden te zijn – Nou – en toen ik bijkwam lag ik in paviljoen drie.
Wat ik daar om me heen zag – in zo’n zaal – naast me was een ouwe vent – die stond spiernaakt bovenop zijn bed te dansen – kermis in de hel was het.
Ik kon me nog niet bewegen – maar ik heb toch een oppasser aan z’n verstand weten te brengen dat ie een dokter moest halen – Die schrok zich dood – ‘weg! weg’ zei die, ‘naar boven! naar boven! ‘ Dat zien ze aan je ogen, he, dat je niet gek bent. Hij zat natuurlijk in z’n naad dat ik weer zo’n aanval zou krijgen.
Als je dan uit zo’n zaal met gekken in zo’n stil wit kamertje komt, dan is net of ze je de hemel indragen.
Na een week mocht ik daar rondlopen en toen ben ik al begonnen de mensen beneden te tekenen. Dat moest ik doen – dat was een dwang waar ik niet onderuit kon – Die mensen zijn het resultaat van onze infantiele levenswijze – van heel deze infantiele vorm van samenleving.
Ik wou daar doorgaan met werken – maar dat kon niet in Amsterdam – Een dokter heeft me een introductie gegeven voor de Agnietenstraat in Utrecht – Den Dolder noemden ze het buitengesticht – de Agnietenstraat was het binnengesticht.
Uit: De Krankzinnigen-tekeningen van kunstenaar Jan van Herwijnen (1889-1965).
De catalogus werd ingebracht door Geertrui van Herwijnen en ligt ter inzage in De Wachtkamer tot en met 16 december 2012.
Geertrui van Herwijnen