Warm eten in de Vrouwenkliniek van het WG. De namen van de co-assistenten stonden onder elkaar op een bord, in de Vrouwenkliniek. Bij toerbeurt kreeg één van hen een stip achter de naam. De eerstvolgende vrouw die voor een bevalling werd opgenomen werd door ’de stip’ vanaf het moment van opname tot na de bevalling begeleid.
Deze co-assistent mocht gedurende die periode de kliniek niet verlaten. Op zolder waren twee slaapkamers voor hen beschikbaar, in elke kamer stonden twee bedden. Op diezelfde zolder runde juffrouw Karsten Nauta de eetzaal voor artsen. De tafels waren met damast gedekt en het eten werd opgediend in mooie en warm gehouden schalen. De artsen werden met alle egards door haar behandeld en bediend. Co-assistenten mochten die eetzaal niet betreden. Het eten dat overbleef werd doorverkocht aan een varkensboer. Tegen betaling van een kwartje kon een co-assistent van dat eten, dat dus eigenlijk al was bestemd voor de varkens en ongeveer 25 cent per portie opbracht, een portie krijgen op de gang in een der dakkapellen aan een klein tafeltje met vier stoelen. Omdat ieder moment de ‘pieper’ kon gaan als teken van een op gang komende partus, werd het eten razend snel naar binnengewerkt. Veel dokters, onder wie ikzelf, hebben dat snelle eten niet meer afgeleerd. Dat heb ik in de latere jaren ervaren als ik dineerde in gezelschap van artsen en niet-artsen. Vaak hadden eerst genoemden hun bord al leeg als de anderen nog niet op de helft waren.
J. Overweg