Ik woonde op de Nassaukade, bij de Rozengracht. Het was jaren zeventig. Ik was begin twintig. Steeds was er wat mis met mijn gebit, en mijn hoektanden stonden dwars. Ik ging naar tandheelkunde en daar zouden de tanden aan een beugel worden vastgemaakt. De tanden zouden weer recht in de kaak komen. Wel iedere week aanschroeven. Ik dus op de fiets ernaar toe. Het zou een half uurtje duren.
Ik kwam aan, mijn bovenkleding moest uit, en ik werd in een kamertje gezet. Aan de andere kant van de kamer ging ook een deur open en toen zat ik ineens in een operatiekamer! Er stonden wat heren, ik kreeg een laken oven me heen en ik werd plaatselijk verdoofd. Ze hielden hun handen op mijn kin en ik kon niks zeggen. Dat deed zo’n pijn, die hand op mijn kin. Ik mocht niet kermen en ik kon niet uitleggen wat er scheelde. Het duurde eindeloos.
Tijdens de operatie riepen ze: “ojee!”. Ik denk: nu gaat het verkeerd. En het erge was, ik hoorde alles, zuigertjes, wrikken en ook hun uitroepen. Het was vreselijk. Na twee-en-een-half uur hielde ze op en duwden ze me overeind. Ik viel flauw, en besmeurd met bloed moest ik naar het afsprakenloket. Mensen fluisterden en zeiden: “laat haar maar even voorgaan”. Ik kon haast niet meer praten. Daarna huilend over de straat. Iemand vroeg nog: “wat is er, kan ik wat voor je doen?” Ik riep snikkend: “neeheehee!” Op mijn kamer aangekomen keek ik in de spiegel. Helemaal onder het bloed en opgezwollen. En een hele blauwe plek op mijn kin.
Na een tijdje kwam ik op mijn vervolgafspraak. Ze keken samen met mij naar de foto’s. “Nou”, riepen ze, “dat wordt niks meer!” Ik zei nog, “het gaat lukken” en “het komt wel goed”. Ik heb een paar jaar met die beugel gelopen maar uiteindelijk moest alles eruit worden gesloopt. Dit is gebeurd onder narcose in het Radboud ziekenhuis in Nijmegen. Na genezing van de kaak naar de tandarts. Bruggen bouwen.
Mariette de Vrieze